25500 |
broodoven |
oven:
ōvǝ (Q118p Schaesberg),
ōǝvǝ (Q118p Schaesberg)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
sprok:
(voor glas).
sjprok (Q118p Schaesberg)
|
bros [SGV (1914)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
browǝ (Q118p Schaesberg)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brøjǝr (Q118p Schaesberg),
brø̜̄jǝr (Q118p Schaesberg)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
bruk (Q118p Schaesberg),
brək (Q118p Schaesberg)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
30528 |
brugijzer |
baard:
bāt (Q118p Schaesberg)
|
Werktuig dat dient om leien op maat of volgens profiel af te kappen. De uitstekende punt van het brugijzer wordt in het dakbeschot geslagen waarna de lei op de scherpe bovenkant wordt gelegd en met de hamer wordt afgekapt. Zie ook afb. 82. [N 64, 158b]
II-9
|
20386 |
bruid |
bruid:
broed (Q118p Schaesberg),
brōēd (Q118p Schaesberg)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
bruidegom [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
e bruudje (Q118p Schaesberg),
ee bruudje (Q118p Schaesberg)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broeloef (Q118p Schaesberg)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|