e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dode lijk: līēk (Schaesberg) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] III-2-2
dode tak dode tak: WLD  doe-e tak (Schaesberg) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doedelzak doedelzak: doedelzak (Schaesberg) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: dook (Schaesberg) doek [SGV (1914)] III-1-3
doel goal (eng.): gool (Schaesberg) Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelman keeper (eng.): kieper (Schaesberg) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Schaesberg) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doen vechten aan het houwen maken: makə gansə wɛld anət ho.uwə (Schaesberg) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
doffer, mannelijke duif vogel: voegel (Schaesberg, ... ), voëgel (Schaesberg, ... ), vōēgel (Schaesberg) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kar (Schaesberg) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13