e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dolle kervel wilde kervel: welǝ kęrvǝl (Schaesberg) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dom dom: dom (Schaesberg) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domino domino: domino (Schaesberg) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man dommerik: dommerik (Schaesberg) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw doezel: doezel (Schaesberg) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen doppen: deupe (Schaesberg) dompelen [SGV (1914)] III-1-2
donderen hommelen: hommele (Schaesberg), hommelen (Schaesberg) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Schaesberg) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx hommel: der hommel (Schaesberg), hòmmel (Schaesberg) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Schaesberg, ... ) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4