e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franje franjel: franjel (Schaesberg), franjǝl (Schaesberg) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit bewaren murgen: murge (Schaesberg) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fuchsia bellenboompje: belləbumkə (Schaesberg) fuchsia [DC 57 (1982)] III-2-1
fuut fuut: fuut (Schaesberg) fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] III-4-1
gaan gaan: goa (Schaesberg), er van durch gao  gao (Schaesberg) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
galgenaas beest: bie-js (Schaesberg), galgenstrop: galgestrop (Schaesberg) de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] || galgenaas [SGV (1914)] III-3-1
gang gang: gank (Schaesberg, ... ), gànk (Schaesberg) De doorloop in een huis die de huisdeur met de vertrekken verbindt (gang, vloer, corridor, leid) [N 79 (1979)] || gang [SGV (1914)] III-2-1
gans gans: gou̯s (Schaesberg), gǭs (Schaesberg) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12
garde geerd: gēͅt (Schaesberg), wits: wiets (Schaesberg) een garde, een bosje rijshout om kinderen mee te straffen [gard, roe, wies] [N 87 (1981)] || gard [SGV (1914)] III-2-2
garen garen: gārǝ (Schaesberg) Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.] II-7