e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand achterbred: axtǝrbrēt (Schimmert), stopbred: štop˱bręi̯t (Schimmert), stopsel: (mv)  štǫpsǝlǝ (Schimmert) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk bats: bâtse (Schimmert), reet: rēēt (Schimmert) [N 10c (1995)]aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
achterwerkers achterwerkers: axtǝrwęrkǝrs (Schimmert) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
achterwiel van een fiets achterrad: achterraat (Schimmert), âchter-rāād (Schimmert) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
achtste deel van een stuiver duit: ennen duit (Schimmert) achtste deel van een stuiver, een ~ [een duit?] [N 21 (1963)] III-3-1
acoliet acoliet: acoliet (Schimmert) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adamsappel adamsappel: adamsappel (Schimmert), bierknop: bēēr-knöp (Schimmert) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: adder (Schimmert, ... ), WLD  adder (Schimmert) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adelaarsvaren bedvaren: bèdvaren (Schimmert), kamvaren: WLD  kâm-vāārn (Schimmert), varen: vàre (Schimmert) Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende vaste planten: osmunda regalis (koningsvaren) [N 73 (1975)] III-4-3
adem adem: aom (Schimmert) adem [SGV (1914)] III-1-1