20400 |
doopsprei |
doopsprei:
daupsjprei (Q098p Schimmert),
de daupschprei (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
de doopsprei [N 96D (1989)] || dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
daŏpvont (Q098p Schimmert),
doͅ.upfont (Q098p Schimmert)
|
doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
daŏpwater (Q098p Schimmert)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34340 |
door de modder rollen |
begaden:
bǝgāi̯ǝ (Q098p Schimmert)
|
[N 76, 32]
I-12
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorein (Q098p Schimmert),
ongeregeld:
ongereigeld (Q098p Schimmert),
onverschillig:
onvərsjillig (Q098p Schimmert),
ônverschillig (Q098p Schimmert),
verstreuveld:
vərsjtruvəld (Q098p Schimmert),
verward:
verward (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
dabberen:
dabbere (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
platsen:
plâtsche (Q098p Schimmert)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18327 |
doordeweekse (werk)schort |
werkscholk:
werk scholk (Q098p Schimmert),
wérk-scholk (Q098p Schimmert)
|
schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkendaagse kleren:
swerkendaagse kleier (Q098p Schimmert),
doordeweekse kleren:
door-de-weekse kleier (Q098p Schimmert),
werkkleren:
werkkleijer (Q098p Schimmert)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de wèèkse mès (Q098p Schimmert)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
naat maakə (Q098p Schimmert),
platsen:
platsje (Q098p Schimmert),
pletsen:
pletsche (Q098p Schimmert)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|