23865 |
draagriem van het kerkvaandel |
vaanriem:
vaan-rēēm (Q098p Schimmert)
|
De riem waarmee het vaandel gedragen wordt [vanehelp]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
drèie (Q098p Schimmert),
keren:
kière (Q098p Schimmert),
omdraaien:
omdrĕié (Q098p Schimmert),
treden:
trèje (Q098p Schimmert)
|
draaien [DC 02 (1932)] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] || keren [SGV (1914)]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
bottervat:
[botter]vāt (Q098p Schimmert),
draaivat:
drēi̯vāt (Q098p Schimmert),
drīi̯ǝvāt (Q098p Schimmert),
drɛvāt (Q098p Schimmert)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
33727 |
draaihek |
barrier:
brēr (Q098p Schimmert),
veken:
vē̜kǝ (Q098p Schimmert)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
draaikolk:
drēhkôlk (Q098p Schimmert),
drjè-kolk (Q098p Schimmert),
eine dreij kolk (Q098p Schimmert),
kolk:
kòllək (Q098p Schimmert)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22680 |
draaiorgel |
lier:
lier (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
har:
har (Q098p Schimmert),
harre:
harǝ (Q098p Schimmert)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
ww. heeft jongen op:
de hond het jongen op (Q098p Schimmert),
de kat het jongen op (Q098p Schimmert),
ww. is drachtig:
WLD ?
drachtig (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34160 |
drachtig |
vol:
vǫl (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
volle meer:
vǫl mē̜r (Q098p Schimmert)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|