33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (Q098p Schimmert)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (Q098p Schimmert)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
drāāge (Q098p Schimmert),
drááchə (Q098p Schimmert),
⁄t drēūgt (Q098p Schimmert),
(dragen).
ət ies dreug (Q098p Schimmert),
het houden:
⁄t ies hilt ⁄t (Q098p Schimmert),
het laten:
⁄t ies liet ⁄t (Q098p Schimmert),
houden:
houwte (Q098p Schimmert),
(houdend).
ət ies hilt (Q098p Schimmert)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
drèeger (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
drèegers (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] || het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)], [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hēēmeldrĕĕger (Q098p Schimmert)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandrager:
vaandrēēger (Q098p Schimmert)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20663 |
dragon |
dragon:
dragon (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
WLD
dragon (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20500 |
drank |
drank:
v-tje op de a
drank (Q098p Schimmert),
drinken:
drinke (Q098p Schimmert),
drinkə (Q098p Schimmert),
drinkens:
drinkəs (Q098p Schimmert),
zuipen:
zōēpe (Q098p Schimmert)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (Q098p Schimmert)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
allee (<fr.):
Van Dale: allee (<Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.
allei (Q098p Schimmert),
lei:
Van Dale: III. lei (gew.), 2. laan, avenue.
lei (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|