19574 |
drinkglas |
bierglas:
beerglaas (Q098p Schimmert),
glaasje:
glēͅskə (Q098p Schimmert),
glas:
glaas (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
wijnglas:
wiënglaas (Q098p Schimmert)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q098p Schimmert)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (Q098p Schimmert),
drāās (Q098p Schimmert),
droes:
droes (Q098p Schimmert),
drōēs (Q098p Schimmert),
drŏĕs (Q098p Schimmert),
moer:
moor (Q098p Schimmert)
|
droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34236 |
droge koe |
lege koe:
lēx kō (Q098p Schimmert)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
33701 |
droge plekken in moeras |
hei:
hęi̯ (Q098p Schimmert)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
34350 |
droge tepel |
dopspeen:
dopšpēn (Q098p Schimmert)
|
Tepel waaruit geen melk komt. Deze veroorzaakt een storing in de melkafscheiding na het werpen, waarbij een of meer uiersegmenten hard kunnen worden (WBD I.6, blz. 856). [N 76, 56a; N 76, 56b]
I-12
|
20507 |
dronkaard |
alcoholist:
alcoholist (Q098p Schimmert),
zatlap:
zaatlap (Q098p Schimmert),
zuiplap:
zoeplap (Q098p Schimmert),
zoēplap (Q098p Schimmert),
zŭēplap (Q098p Schimmert),
zôêplàp (Q098p Schimmert),
zwanser:
zwanser (Q098p Schimmert)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
een stuk in zijn hakken:
e stök in z’n hakke (Q098p Schimmert),
een stuk in zijn kont:
e stōk in z’n kōnt (Q098p Schimmert),
in de olie:
in de āōlie (Q098p Schimmert),
kachel:
kāchel (Q098p Schimmert),
vaardig:
vēē-rdig (Q098p Schimmert),
zat:
zaat (Q098p Schimmert),
zāāt (Q098p Schimmert)
|
dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
een stuk in de kraag hebben:
n stuk in de kraag hebbe (Q098p Schimmert),
zat zijn:
zaat zin (Q098p Schimmert)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|