24972 |
eerstvolgend, ernaast |
naast:
naadste (Q098p Schimmert),
neven:
nēēve (Q098p Schimmert),
néévə (Q098p Schimmert)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24517 |
eetbare paddestoel |
eetbare paddestoel:
eetb. paddesjtool (Q098p Schimmert)
|
paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20520 |
eetbare slak |
karakol:
cârkol (Q098p Schimmert),
karkol (Q098p Schimmert)
|
slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19571 |
eetlepel |
paplepel:
paplĕpel (Q098p Schimmert),
soeplepel:
soplèpel (Q098p Schimmert)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
honger:
honger (Q098p Schimmert),
hônger (Q098p Schimmert)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23912 |
eeuwig |
eeuwig:
iēēwig (Q098p Schimmert)
|
Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33709 |
egaliseren |
omdoen:
omdōn (Q098p Schimmert),
omgraven:
omgrāvǝ (Q098p Schimmert)
|
De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11]
I-8
|
24430 |
egel |
egel:
ēgəl (Q098p Schimmert),
stekelvarken:
schtēkəlvĕrkə (Q098p Schimmert),
stekelvärke (Q098p Schimmert)
|
egel [DC 04 (1936)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24751 |
egelboterbloem |
boterbloem:
boterbloom (Q098p Schimmert),
WLD
boter blōōm (Q098p Schimmert)
|
Egelboterbloem (ranunculus flammula 15 tot 50 cm groot. De stengels staan rechtop of zijn opstijgend, soms gedeeltelijk liggend en wortelend; de bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste zijn lang gesteeld en gaafrandig of iets getand; de b [N 92 (1982)]
III-4-3
|
32788 |
eggen |
egen:
ē̜gǝ (Q098p Schimmert)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|