33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (Q098p Schimmert),
goed:
gōt (Q098p Schimmert),
mest:
meͅs (Q098p Schimmert),
mesthof:
meͅstəf (Q098p Schimmert)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (Q098p Schimmert),
êrfenis (Q098p Schimmert)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serieus (Q098p Schimmert),
serieuze (Q098p Schimmert)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21744 |
ertussenuit knijpen (vgl. wbd) |
op de pof gaan:
op de pôf gaon (Q098p Schimmert),
poffen:
pôffe (Q098p Schimmert)
|
zonder verlof zijn post verlaten [poffen, op de pof gaan, op zijn smoel afkomen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (Q098p Schimmert)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
range (Q098p Schimmert)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
esch (Q098p Schimmert),
WLD
èsch (Q098p Schimmert)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19390 |
etagère |
etagère:
etagère (Q098p Schimmert),
(kastmodel)
etagère (Q098p Schimmert),
siertafel:
sēērtôafel (Q098p Schimmert),
siertaofel (Q098p Schimmert),
tafeltje:
teufelke (Q098p Schimmert)
|
Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21854 |
etalage |
etalage (<fr.):
etalaage (Q098p Schimmert),
vitrine (fr.):
vitrien (Q098p Schimmert),
vitrine (Q098p Schimmert)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|