20511 |
filet, haas |
filet:
filêt (Q098p Schimmert),
fĭĕlə (Q098p Schimmert),
lendestuk:
lĕndeschtùk (Q098p Schimmert),
ossehaas:
ossehààs (Q098p Schimmert)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21853 |
filiaal |
filiaal (<fr.):
filiaal (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24145 |
fitis |
fitis:
fietis (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
fitis || fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24146 |
fladderen |
fladderen:
fladdere (Q098p Schimmert),
flodderen:
floddere (Q098p Schimmert),
flōddere (Q098p Schimmert)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
flambouw (Q098p Schimmert)
|
Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20019 |
flamingoplant |
flamingo:
flamingo (Q098p Schimmert)
|
Flamingoplant (anthurium scherzerianum) (kerstroos, rode vlag, flamingoplant, levensbloem). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
28758 |
flanel |
keperflanel:
keperflanel (Q098p Schimmert)
|
Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.]
II-7
|
30800 |
flank |
lies:
lis (Q098p Schimmert)
|
Het gedeelte van de huid dat de flank bedekt. Volgens de informant van L 292 is het leer hiervan minder van kwaliteit maar zeer geschikt voor de binnenhaam. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 60, 3d; N 60, 247; N 36, 5; N 36, 4; N 36, 6b]
II-10
|
18648 |
flaphoed |
fles:
flèsch (Q098p Schimmert)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
flaūw (Q098p Schimmert)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|