28760 |
fluweel, velours |
velours:
flwār (Q098p Schimmert),
flǫwr (Q098p Schimmert)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
34307 |
fokbeer |
beer:
ber (Q098p Schimmert)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
flonkeren:
flonkere (Q098p Schimmert),
flonkərə (Q098p Schimmert),
fonkelen:
fônkele (Q098p Schimmert)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (Q098p Schimmert),
Note v.d. invuller:
drinkgeld (Q098p Schimmert),
fooi:
fooi (Q098p Schimmert)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22585 |
fooienjagen |
schuimen:
sjuumer (Q098p Schimmert)
|
Kent u het gebruik dat fooienjagen [voejagen] heet? Hoe noemt u het? [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loetsch (Q098p Schimmert),
verneuker:
verneuker (Q098p Schimmert)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
brōēne paater (Q098p Schimmert)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
fraangele (Q098p Schimmert),
fraanjele (Q098p Schimmert),
frāŋǝl (Q098p Schimmert),
(mv)
frāŋǝlǝ (Q098p Schimmert),
sierrand:
sērrant (Q098p Schimmert),
sierrandje:
sērrɛntšǝ (Q098p Schimmert)
|
franje [SGV (1914)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
24148 |
frater |
frater:
fräter (Q098p Schimmert),
frèèter (Q098p Schimmert)
|
frater || sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32821 |
frees |
frees/fraise (fr.):
frēs (Q098p Schimmert),
frē̜s (Q098p Schimmert)
|
Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.]
I-2
|