e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote egelskop duiker: duuker (Schimmert), egelskop: WLD  egelskop (Schimmert) Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)] III-4-3
grote hoeveelheid, hoop berm: bêrm (Schimmert), hoop: haup (Schimmert), hoop (Schimmert), houp (Schimmert), (een houp vuil ligt daar op de grond).  houp (Schimmert), hopen (mv.): ( een huip zand gestort).  huip (Schimmert) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
grote hostie grote hostie (<lat.): groeëte hostie (Schimmert) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote knikker grote huif: graote huuf (Schimmert) Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2
grote lijster grote lijster: grōte liester (Schimmert), gróóte liester (Schimmert) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote ruzie slaande ruzie: schláónde ruzie (Schimmert) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
grote ruzie? grote ruzing: graote ruzing (Schimmert), ⁄n gráóte ruzing (Schimmert) een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1
grote schoonmaak grote poets: gro͂te poets (Schimmert), grote schoonmaak: gro͂te schōonmaak (Schimmert) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
grote trom dikke trom: dikke trom (Schimmert), trombon: trombon (Schimmert) Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2
grote trom met bekkens dikke trom: dikke trom (Schimmert), djingel: dingel (Schimmert) Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)] III-3-2