e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote waterweegbree weegbree: wèègbree (Schimmert), wèègbreè (Schimmert), WLD  de wēēgbrēē (Schimmert) Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)] III-4-3
grote wederik avondsuil: WLD  âovends-uil (Schimmert), avonduil: aovenduul (Schimmert) Gele wederik (lysimachia vulgaris een 40 tot 150 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn onvertakt; de bladeren bevinden zich meestal in kransen of zijn tegenoverstaand, de vorm is langwerpig elliptisch, ze zijn kort gesteeld. De bloemen bevind [N 92 (1982)] III-4-3
grote weegbree weegbree: wèeg brèe (Schimmert), WLD  weegbree (Schimmert) Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)] III-4-3
grote wolk bonk: bonk (Schimmert), bŏnk (Schimmert), wolk: wauk (Schimmert) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
gruwelijk gruwelijk: gruwelijk (Schimmert, ... ), ijselijk: ijselijk (Schimmert) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guichelheil ganzemuur: WLD  ganzemūūr (Schimmert), geiteblad: geite blaad (Schimmert) Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)] III-4-3
guit droge, een -: dreùige (Schimmert), snaak: snaak (Schimmert) guit [SGV (1914)] III-1-4
guitig grappig: grappig (Schimmert), plager: plàòger (Schimmert) vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)] III-1-4
gulden gulden: eine gulle (Schimmert), gùlle (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  enne gŭlle (Schimmert) gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: jŭlde-mês (Schimmert) De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] III-3-3