24640 |
grote waterweegbree |
weegbree:
wèègbree (Q098p Schimmert),
wèègbreè (Q098p Schimmert),
WLD
de wēēgbrēē (Q098p Schimmert)
|
Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24778 |
grote wederik |
avondsuil:
WLD
âovends-uil (Q098p Schimmert),
avonduil:
aovenduul (Q098p Schimmert)
|
Gele wederik (lysimachia vulgaris een 40 tot 150 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn onvertakt; de bladeren bevinden zich meestal in kransen of zijn tegenoverstaand, de vorm is langwerpig elliptisch, ze zijn kort gesteeld. De bloemen bevind [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24857 |
grote weegbree |
weegbree:
wèeg brèe (Q098p Schimmert),
WLD
weegbree (Q098p Schimmert)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25234 |
grote wolk |
bonk:
bonk (Q098p Schimmert),
bŏnk (Q098p Schimmert),
wolk:
wauk (Q098p Schimmert)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18872 |
gruwelijk |
gruwelijk:
gruwelijk (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
ijselijk:
ijselijk (Q098p Schimmert)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
24780 |
guichelheil |
ganzemuur:
WLD
ganzemūūr (Q098p Schimmert),
geiteblad:
geite blaad (Q098p Schimmert)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19082 |
guit |
droge, een -:
dreùige (Q098p Schimmert),
snaak:
snaak (Q098p Schimmert)
|
guit [SGV (1914)]
III-1-4
|
18834 |
guitig |
grappig:
grappig (Q098p Schimmert),
plager:
plàòger (Q098p Schimmert)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
eine gulle (Q098p Schimmert),
gùlle (Q098p Schimmert),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
enne gŭlle (Q098p Schimmert)
|
gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
jŭlde-mês (Q098p Schimmert)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|