20797 |
haring |
haring:
hearing (Q098p Schimmert),
hering (Q098p Schimmert),
hi-ering (Q098p Schimmert),
hièring (Q098p Schimmert),
hèiring (Q098p Schimmert),
WLD
hĕĕring (Q098p Schimmert)
|
haring [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Hoe noemt u de haring: een slanke, zilverkleurige zeevis met vrij grote doorschijnende schubben, één korte rugvin en een spitse kop waarvan de onderkaak iets uitsteekt. Hij wordt ± 40cm lang (haring, rogel, herrek) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22590 |
haringrijden |
haringbijten:
haering biete (Q098p Schimmert),
haringrijden:
hering rieje (Q098p Schimmert)
|
Het volksvermaak waarbij van een opgehangen haring de kop moest afgebeten worden terwijl men ernaar sprong [haringrijden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19648 |
hark |
reek:
rēēk (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de hark? (rijf, griesel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33310 |
hark, algemeen |
hark:
harǝk (Q098p Schimmert),
reek:
rēk (Q098p Schimmert),
rē̜k (Q098p Schimmert)
|
Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5]
I-5
|
33309 |
harken, werken met de hark |
reken:
rēkǝ (Q098p Schimmert)
|
Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3]
I-5
|
24761 |
harlekijn |
koekoeksbloem:
koekoeksbloom (Q098p Schimmert),
WLD
koekoeks blōōm (Q098p Schimmert)
|
Harlekijn (orchis morio 10 tot 30 cm grote plant. De bloemen groeien in korte, vrij ijle aren, tamelijk groot, donker purper- tot rozerood, de helm is groen gestreept, de lip is zeer breed, niet diep ingesneden, de spoor is horizontaal of schuin omhoog [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33825 |
harmonisch van bouw |
gesloten:
gǝšlōtǝ (Q098p Schimmert)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
hars:
hars (Q098p Schimmert),
WLD
hars (Q098p Schimmert)
|
Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hart (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
hart [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
goed gemeend:
good gemeind (Q098p Schimmert),
goede mens (zn.):
good meinis (Q098p Schimmert),
hartelijk:
hartelijk (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|