e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heimwee nestdrang: nés-drang (Schimmert) heimwee hebben [N 37 (1971)] III-1-4
heipalen heipalen: hɛjpǭǝlǝ (Schimmert) De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a] II-9
hek stanketsel: staŋkętsǝl (Schimmert), veken: vē̜kǝ (Schimmert) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei barrier: brēr (Schimmert) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hek, hekwerk afrastering: [ mit puntdraod en breer (?) ]  aafrastering (Schimmert), heining: heining (Schimmert), hek: de hèk (Schimmert) Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] III-2-1
hek, poortje veken: Stangkétsel).  vèke (Schimmert) hek [SGV (1914)] III-2-1
hel hel: de hĕl (Schimmert) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helpen helpen: helpe (Schimmert) helpen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
helpen bij het biggen werpen bagje halen: bɛkskǝ hǭlǝ (Schimmert) De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40] I-12
hemel hemel: den hēēmel (Schimmert), he.məl (Schimmert), hemel (Schimmert) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3