e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
indigestie (hebben) indigestie: īndigestíe (Schimmert), overeten: (zich) euver ète (Schimmert), te veel gegeten: te veul (Schimmert), volvreten: volvréétə (Schimmert) Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] III-1-2
informeren (onoverg.) informeren: informeren (Schimmert), informère (Schimmert) inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingebeelde ziekte id?e fixe: idee fixe (Schimmert), inbeelde krankte: inbeelde krankte zin (Schimmert) Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)] III-1-2
ingetogen bedaard: bedaard zin (Schimmert), modest: modest (Schimmert), stemmig: schtŭmmige (Schimmert) ingetogen [SGV (1914)] || zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingewanden darmen: därm (Schimmert), ingewanden: ingewande (Schimmert, ... ) ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
ingezaaid land toe: tu (Schimmert) Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.] I-4
ingieten (met geluid) gieten: geete (Schimmert), klateren: klāteren (Schimmert) gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)] III-1-2
ingooien (in een kuiltje) inleggen: enlęgǝ (Schimmert) [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15] I-5
ingrijpen ingrijpen: ingriepe (Schimmert), tussenbeide komen: tusje bei kôme (Schimmert), tŭssche beikômme (Schimmert) met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
inham inham: eine inham (Schimmert), in-ham (Schimmert), inhàm (Schimmert), énén inham (Schimmert) inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)] III-4-4