e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
barbeel berm: WLD  berm (Schimmert) Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)] III-4-2
barensweeën poos: eine pâus (Schimmert) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret floets: floetsch (Schimmert), klots: [sic]  kloetsj (Schimmert) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barmsijs sijs: siüs (Schimmert) sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)] III-4-1
barouche barouche: baruš (Schimmert), calèche: kalęš (Schimmert) Vierwielig rijtuig voor vier personen, die per twee tegeonver elkaar zitten, met twee deurtjes en met alleen een achterkap. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 14; monogr] I-13
barrevoets barrevoets: berrevès (Schimmert), op baarse voeten: up ba:ṣə vø:t (Schimmert) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: baskuul (Schimmert) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
basiliek basiliek (<lat.): n basiliek (Schimmert) Een basiliek. [N 96A (1989)] III-3-3
bazige vrouw bazige kaptein: ⁄n bazige kaptein (Schimmert), canaille: kanāli (Schimmert) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bebroed onbevrucht ei bedorven ei: bedorven ei (Schimmert) [N 19, 54b] I-12