21411 |
kopen |
gelden:
gelle (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
kopen:
koupe (Q098p Schimmert)
|
koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
31225 |
koper |
geelkoper:
gē̜l kōpǝr (Q098p Schimmert),
roodkoper:
rwat kōpǝr (Q098p Schimmert)
|
In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.]
II-11
|
31684 |
koperslaan |
koperslaan:
kōpǝršlǭn (Q098p Schimmert)
|
Het vak van koperslager uitoefenen. Zie ook het lemma ɛkoperslagerɛ.' [N 66, 59]
II-11
|
31180 |
koperslager |
koperslager:
kōpǝršlē̜gǝr (Q098p Schimmert)
|
Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.]
II-11
|
31193 |
koperslagerij |
smidse:
šmets (Q098p Schimmert)
|
Werkplaats van een koperslager. [N 66, 54d; monogr.]
II-11
|
19582 |
kopje |
bak:
oud; jong: tas
bak (Q098p Schimmert),
tas:
nieuw; oud: bak
tas (Q098p Schimmert),
tasje:
tɛskə (Q098p Schimmert)
|
een kop koffie [SGV (1914)] || kopje
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuitselebuitsen:
kāūtschelebāūtsche (Q098p Schimmert)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopnet:
kǫpnęt (Q098p Schimmert)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
20368 |
koppelen |
aaneenkoppelen:
aanein koppele (Q098p Schimmert),
koppelen:
koppele (Q098p Schimmert),
kôppele (Q098p Schimmert)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
29119 |
koppelstang |
lat:
lat (Q098p Schimmert)
|
De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4]
II-7
|