21560 |
kruidenier |
kruidenier:
kruidenēēr (Q098p Schimmert),
kruidenier (Q098p Schimmert),
winkelier:
winkeleer (Q098p Schimmert)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20587 |
kruidenjenever |
bittere:
bittərə (Q098p Schimmert),
els:
eéls (Q098p Schimmert),
ééls (Q098p Schimmert),
jenever:
jenever (Q098p Schimmert)
|
kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20055 |
kruidje-roer-me-niet |
kruidje-roer-mich-niet:
kruudje reur mich neet (Q098p Schimmert)
|
Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20805 |
kruidnagel |
groffelsnagel:
groeffelsnègel (Q098p Schimmert)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
23336 |
kruidwijding |
lieve-vrouw-kruidwijden:
Levrouw kroedwien (Q098p Schimmert)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kroetwusj (Q098p Schimmert),
kroetwösj (Q098p Schimmert),
krōētwŭsch (Q098p Schimmert),
krŏĕtwusch (Q098p Schimmert),
ps. deels omgespeld volgens Frings.
kroed[wøͅsj (Q098p Schimmert)
|
De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || De bundel bloemen en takken die als amulet in het bovenlicht van de deur wordt gehangen op St. Jan (24 juni) en die daar blijft hangen tot hij vergaan is [St. Jansros]. [N 88 (1982)] || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2, III-3-3
|
22701 |
kruidwis wijden |
kruidwis zegenen:
krōētwŭsch zēgene (Q098p Schimmert)
|
De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
kruien:
kryǝ (Q098p Schimmert),
schurgen:
šørǝgǝ (Q098p Schimmert)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
kroek (Q098p Schimmert),
uil:
voor bier
uul (Q098p Schimmert)
|
kruik [SGV (1914)] || kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
greumel:
greumel (Q098p Schimmert)
|
kruim [SGV (1914)]
III-2-3
|