19553 |
lepel |
lepel:
lèpel (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
lèèpel (Q098p Schimmert)
|
lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19556 |
lepelrek |
lepelenrek:
lepele rek (Q098p Schimmert),
lepelenrekje:
lèpellerĕkske (Q098p Schimmert)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
leraar (Q098p Schimmert),
magister (lat.):
Van Dale: magister (Lat.), meester: 1. middeleeuwse academische graad, praktisch hetzelfde als doctor (magister artium).
magister (Q098p Schimmert)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kemasje (Q098p Schimmert),
kremâsche (Q098p Schimmert)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
motormuts:
motermuts (Q098p Schimmert)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
28735 |
leren naaien |
naaien leren:
nęjǝ lērǝ (Q098p Schimmert)
|
Het vak van naaister leren. [N 62, 1f]
II-7
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
sjtudeere (Q098p Schimmert)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (Q098p Schimmert),
⁄n lĕŭge (Q098p Schimmert)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
grote stoel:
groîte sjtool (Q098p Schimmert),
gru̯atə štōl (Q098p Schimmert),
zetel:
zĕĕtel (Q098p Schimmert),
zorg:
zürg (Q098p Schimmert)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
koopman:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
enne kāūpman (Q098p Schimmert),
kramer:
kremer (Q098p Schimmert),
Opm. zie vraag 23.
eine kremer (Q098p Schimmert)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|