e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luierik niksnut: ⁄n niksnĕĕt (Schimmert) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luifel? [idem?] kantje: kentsche (Schimmert) luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)] III-1-3
luilak luilak: luilak (Schimmert, ... ), luioor: Opm. klank uit Fr. woord toi.  luioir (Schimmert) Het gebruik op zaterdag vóór Pinksteren degene die het laatst uit bed is, uit te schelden [luilak]. [N 88 (1982)] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4, III-3-2
luiportaal luiportaal: luipartaol (Schimmert) Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luisteren luisteren: lōēstere (Schimmert), løstere (Schimmert), scherp loestere (Schimmert) [N 84 (1981)]luisteren [N 10b (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
luns leun: lø̜̄n (Schimmert) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: šīf (Schimmert) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lurken lurken: lurke (Schimmert), lurkə (Schimmert), lŭrke (Schimmert), lörkə (Schimmert) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
lusje van de ceintuur lus: lusj v.d. centuur (Schimmert) Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)] III-1-3
lusten gaarne hebben: chéér höbbə (Schimmert), lusten: lūste (Schimmert), lŭste (Schimmert), löstə (Schimmert), mijn kost: miene kŏs (Schimmert) lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3