19016 |
luierik |
niksnut:
⁄n niksnĕĕt (Q098p Schimmert)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18640 |
luifel? [idem?] |
kantje:
kentsche (Q098p Schimmert)
|
luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19029 |
luilak |
luilak:
luilak (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
luioor:
Opm. klank uit Fr. woord toi.
luioir (Q098p Schimmert)
|
Het gebruik op zaterdag vóór Pinksteren degene die het laatst uit bed is, uit te schelden [luilak]. [N 88 (1982)] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
23452 |
luiportaal |
luiportaal:
luipartaol (Q098p Schimmert)
|
Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
lōēstere (Q098p Schimmert),
løstere (Q098p Schimmert),
scherp loestere (Q098p Schimmert)
|
[N 84 (1981)]luisteren [N 10b (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̜̄n (Q098p Schimmert)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
schijf:
šīf (Q098p Schimmert)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lurke (Q098p Schimmert),
lurkə (Q098p Schimmert),
lŭrke (Q098p Schimmert),
lörkə (Q098p Schimmert)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18432 |
lusje van de ceintuur |
lus:
lusj v.d. centuur (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
20486 |
lusten |
gaarne hebben:
chéér höbbə (Q098p Schimmert),
lusten:
lūste (Q098p Schimmert),
lŭste (Q098p Schimmert),
löstə (Q098p Schimmert),
mijn kost:
miene kŏs (Q098p Schimmert)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|