e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maken maken: make (Schimmert) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mal haampatroon: (mv)  hāmpǝtrǭnǝ (Schimmert) Elk van de twee stukken karton, als model gebruikt bij het uitsnijden van de leerhelften voor het haamkussen of kussenleder. [N 36, 15a; Li 1963, 53] II-10
mals, gezegd van boter plat: plat (Schimmert), zacht: zacht (Schimmert) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man man: man (Schimmert, ... ), manne (Schimmert) man [RND], [RND], [SGV (1914)] III-3-1
man, mannelijke zangvogel man: man (Schimmert) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
manchet manchet: manchet (Schimmert, ... ) Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)] || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoopje: manchetkneupkes (Schimmert), manchettenknoopje: manchette knuipkes (Schimmert) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand korf: kø̜̄rǝf (Schimmert), mandel: maŋǝl (Schimmert) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manen manen: mānǝ (Schimmert) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manenschurft fistel: festǝl (Schimmert) Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t] I-9