19589 |
marmiet, koperen ketel |
marmiet:
kopere ketel met hengsel op 3 kleine pootjes om bijvoorbeeld lijnzaad in te bewaren
marmiet (Q098p Schimmert)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21850 |
mars (wbd) |
holfrits:
hôlfrits (Q098p Schimmert),
marskramer:
marshkrèmer (Q098p Schimmert)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fis:
vis (Q098p Schimmert),
fouine (fr.):
foeien (Q098p Schimmert),
marter:
eine marter (Q098p Schimmert),
marter (Q098p Schimmert),
WLD
ènne marter (Q098p Schimmert),
vuur:
WLD
ènne vūūr (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
maske:
maske (Q098p Schimmert),
mombakkes:
mombakkes (Q098p Schimmert),
mommebakkes:
mommebakkes (Q098p Schimmert),
mŏĕmebakkes (Q098p Schimmert)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]hǭk (Q098p Schimmert)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
bed:
bed (Q098p Schimmert),
hooipulfer:
hĕuj-pôlver (Q098p Schimmert),
matras:
matras (Q098p Schimmert),
verenbed:
vērebed (Q098p Schimmert)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31489 |
matrijs, holblok |
blok hout:
blok hout (Q098p Schimmert)
|
Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a]
II-11
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matrozen pekske (Q098p Schimmert),
WLD
matroze-pekske (Q098p Schimmert)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
22491 |
matsen |
opeenspelen:
opein sjpele (Q098p Schimmert),
opeinsjpeele (Q098p Schimmert)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (Q098p Schimmert)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|