33097 |
nascharren, naoogsten |
bijeenreken:
biɛi̯nrɛ̄kǝ (Q098p Schimmert),
reken:
rɛkǝ (Q098p Schimmert)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
25124 |
natte sneeuw |
watersneeuw:
smeltende sneeuw
watər-sjniïe (Q098p Schimmert),
wāāterschēēh (Q098p Schimmert),
wáátər sjnèè (Q098p Schimmert)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bē̜k (Q098p Schimmert)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
strang:
schtrank (Q098p Schimmert)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
conscientieus:
cônstentieus (Q098p Schimmert),
preciese, een -:
eine presiese (Q098p Schimmert),
secuur:
secuur (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
van een persoon en van werk
səkūūr (Q098p Schimmert)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (Q098p Schimmert),
navəl (Q098p Schimmert),
nāāvel (Q098p Schimmert)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelbandje:
navelbendje (Q098p Schimmert),
navelbendsje (Q098p Schimmert)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20361 |
neef |
neef:
neen
nêf (Q098p Schimmert)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (Q098p Schimmert),
neete
neet (Q098p Schimmert),
WLD
’n nēēt (Q098p Schimmert)
|
neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30233 |
negblokken |
aanzetstenen:
ānzętštęjn (Q098p Schimmert),
sierstenen:
sērštęjn (Q098p Schimmert)
|
Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a]
II-9
|