e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondergronder, woeler ondergronder: ondǝrgrøndǝr (Schimmert) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhaam onderhaam: ǫndǝrhām (Schimmert) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhandelen bieden: Opm. maar niet opbeje!  beje (Schimmert), in beding zijn: in beding zin (Schimmert) Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhands onderhands: ŏĕnderhans (Schimmert) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: ein schoinumme (Schimmert), humme (Schimmert, ... ) hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3
onderjurk onderrok: onderrok (Schimmert), onger rok (Schimmert) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkerk onderkerk: ungerkèrk (Schimmert) De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)] III-3-3
onderkussen, peluw hoofdpulf: høͅi̯tpøͅlf (Schimmert), kussen: kusse (Schimmert), peluw: pŭlling (Schimmert) Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] || peluw [SGV (1914)] III-2-1
onderlip onderlip: onderlup (Schimmert), ūnder-lip (Schimmert) onderlip [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] III-1-1
ondermuts ondermuts: WLD  ôngermuts (Schimmert) mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] III-1-3