33682 |
onvruchtbare grond |
slechte grond:
slextǝ gront (Q098p Schimmert),
vlegel:
vlē̜gǝl (Q098p Schimmert)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (Q098p Schimmert),
kween:
kwent (Q098p Schimmert)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
önwèerdig (Q098p Schimmert)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderbui:
donderbu (Q098p Schimmert),
donderschuil:
dönderschōēl (Q098p Schimmert),
hommelschuil:
hommel sjoel (Q098p Schimmert),
onweersbui:
ŏĕnwêêrsbuu (Q098p Schimmert),
schuil:
schōēl (Q098p Schimmert)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onwēr (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
ônwear (Q098p Schimmert)
|
onweer [N 22 (1963)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
krank:
krânk vĕŭle (Q098p Schimmert),
niet goed:
neet good (Q098p Schimmert),
neet good veulə (Q098p Schimmert),
nēēt gōōt vĕŭle (Q098p Schimmert),
zich neet good veule (Q098p Schimmert),
niet lekker:
neet lekker veule (Q098p Schimmert)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
het is nog niet wat het zijn moet:
⁄t is nog neet wat ⁄t zin moet (Q098p Schimmert),
niet op zijn gemak:
niet op z⁄n gemaak (Q098p Schimmert),
zich nĕĕt op ze gemāāk veule (Q098p Schimmert)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
sliveneer (Q098p Schimmert)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
slevrouw (Q098p Schimmert)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
onzelievevrouw van altijddurende bijstand:
OLV van altied doerende bieschtand (Q098p Schimmert)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|