21809 |
overleg |
overleg:
euver lek (Q098p Schimmert)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
bekallen:
bekâlle (Q098p Schimmert),
overleggen:
euver legge (Q098p Schimmert),
oeverlĕgge (Q098p Schimmert)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
overloop:
euverlaup (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
campeer (?):
câmpēēr (Q098p Schimmert),
roekeloos:
roekeloos (Q098p Schimmert)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
beŋmuu̯ǝ (Q098p Schimmert)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
mèlig (Q098p Schimmert),
WLD
mĕĕlig (Q098p Schimmert)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
klats (Q098p Schimmert),
klatsj (Q098p Schimmert),
klatsje:
kletske (Q098p Schimmert),
kliekje:
ein kliekske (Q098p Schimmert),
klîekskə (Q098p Schimmert),
rammenant:
rammenant (Q098p Schimmert),
rest:
rès (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
snabbel:
schnâbbel (Q098p Schimmert)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20454 |
overspel plegen |
bijeen hokken:
bieyn hokke (Q098p Schimmert),
samenhokken:
same hokke (Q098p Schimmert)
|
concubine [N 37 (1971)]
III-2-2
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertuugd (Q098p Schimmert)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertuge (Q098p Schimmert)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|