e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanbinder steigerden: štęjgǝrdęn (Schimmert) Houten paal die horizontaal aan de staanders wordt gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de zgn. 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Wanneer bij het bevestigen van de aanligger aan de staander gebruik wordt gemaakt van touwen, wordt onder de aanbinder op de staander een steigerklos aangebracht. Zie ook afb. 17. Zie voor het woordtype 'schachelrute' ook RhWb vii, kol. 831, s.v. 'Schachelrute'. [N 32, 2b; monogr.] II-9
aandeel, part deel: deil (Schimmert), part: pāārt (Schimmert), portie: posjə (Schimmert), rantsoen: rantsoen (Schimmert) het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)] III-4-4
aandringen aanhouden: aanhauten (Schimmert), doordrijven: dōōrdrieve (Schimmert) met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)] III-1-4
aangeven, verklikken aangeven: aangĕĕve (Schimmert), aangève (Schimmert), verklikken: verklikke (Schimmert), verraden: ver-râôje (Schimmert) een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] III-3-1
aangooien aangooien: aangooien (Schimmert) Het opgooien van stro of riet door de helper van de dekker. [N F, 43] II-9
aanhitsen hitsen: hitsje (Schimmert), kissen: kiesje (Schimmert), kĭēsjə (Schimmert) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen handvollen: haffele (Schimmert), in de handen pakken: in de häng pakke (Schimmert) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen grauwelen: grauwele (Schimmert), klaagmuur: klāāgmoer (Schimmert) aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)] III-1-4
aanhoudend regenen blijven knoeien: ⁄t blif knōōien (Schimmert), knoeien: knōō-je (Schimmert) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanhoudend vragen lammaker (zn.): lāāmmĕker (Schimmert), zaniken: blieve zanikke (Schimmert), zeveren: blieve zeivere (Schimmert), zumpen: zûmpe (Schimmert) aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1