29964 |
aanbinder |
steigerden:
štęjgǝrdęn (Q098p Schimmert)
|
Houten paal die horizontaal aan de staanders wordt gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de zgn. 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Wanneer bij het bevestigen van de aanligger aan de staander gebruik wordt gemaakt van touwen, wordt onder de aanbinder op de staander een steigerklos aangebracht. Zie ook afb. 17. Zie voor het woordtype 'schachelrute' ook RhWb vii, kol. 831, s.v. 'Schachelrute'. [N 32, 2b; monogr.]
II-9
|
25067 |
aandeel, part |
deel:
deil (Q098p Schimmert),
part:
pāārt (Q098p Schimmert),
portie:
posjə (Q098p Schimmert),
rantsoen:
rantsoen (Q098p Schimmert)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19268 |
aandringen |
aanhouden:
aanhauten (Q098p Schimmert),
doordrijven:
dōōrdrieve (Q098p Schimmert)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
aangĕĕve (Q098p Schimmert),
aangève (Q098p Schimmert),
verklikken:
verklikke (Q098p Schimmert),
verraden:
ver-râôje (Q098p Schimmert)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29772 |
aangooien |
aangooien:
aangooien (Q098p Schimmert)
|
Het opgooien van stro of riet door de helper van de dekker. [N F, 43]
II-9
|
19975 |
aanhitsen |
hitsen:
hitsje (Q098p Schimmert),
kissen:
kiesje (Q098p Schimmert),
kĭēsjə (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
handvollen:
haffele (Q098p Schimmert),
in de handen pakken:
in de häng pakke (Q098p Schimmert)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
grauwelen:
grauwele (Q098p Schimmert),
klaagmuur:
klāāgmoer (Q098p Schimmert)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
blijven knoeien:
⁄t blif knōōien (Q098p Schimmert),
knoeien:
knōō-je (Q098p Schimmert)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
lammaker (zn.):
lāāmmĕker (Q098p Schimmert),
zaniken:
blieve zanikke (Q098p Schimmert),
zeveren:
blieve zeivere (Q098p Schimmert),
zumpen:
zûmpe (Q098p Schimmert)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|