34573 |
plateauwagen |
wagen:
wāgǝ (Q098p Schimmert)
|
Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.]
I-13
|
34085 |
platen |
platen:
plātǝ (Q098p Schimmert)
|
De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b]
I-11
|
33032 |
platliggen van graan |
barre leger:
barre leger (Q098p Schimmert),
is gelegerd:
es gǝlēgǝrt (Q098p Schimmert)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
29080 |
platstuk |
platstuk:
platštøk (Q098p Schimmert)
|
Beide schouderstukken van een kiel, hemd of colbert die achter aan elkaar genaaid zijn; een schouderpas dus, bestaande uit twee stukken. [N 59, 91; N 62, 33; N 59, 87]
II-7
|
29831 |
platte kant |
bovenkant:
bōvǝkant (Q098p Schimmert)
|
De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.]
II-8
|
19417 |
plattebuiskachel |
boerenkachel:
boere-kachel (Q098p Schimmert),
brabantenkachel:
brôbante-kachel (Q098p Schimmert),
brabantse kachel:
brabantse kachel (Q098p Schimmert),
plattebuis:
platte buis (Q098p Schimmert)
|
Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30170 |
platvol voegen |
gelijk voegen:
gǝlīk ˲vōgǝ (Q098p Schimmert),
plat voegen:
plat ˲[voegen] (Q098p Schimmert)
|
Metselvoegen met mortel volstrijken zodat de voorkanten ervan gelijk liggen met die van de stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(voegen)' het lemma 'Een muur voegen'. [N 32, 34a]
II-9
|
23528 |
plechtig |
feestelijk:
faïstelik (Q098p Schimmert)
|
Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24009 |
plechtige communie |
plechtige communie (<lat.):
plechtige kemuune - daupbelofte doon (Q098p Schimmert)
|
De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24051 |
plechtige huwelijksmis |
hoge vierherenbruidsmis:
hoeèg-veer heĕre broèedsmès (Q098p Schimmert)
|
Een plechtige bruidsmis [hoeëchfierlieje broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|