e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poetsmiddel koperpoets: koperpoets (Schimmert, ... ), zilverpoets: zilverpoets (Schimmert, ... ) Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)] III-2-1
pofbroek plusfour (<eng.): plusfour (Schimmert), pofbroek: pofbrook (Schimmert, ... ) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen op de pof gelden: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  op de pŏf (Schimmert), op de pof kopen: op de poef kaope (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  op de pŏf (Schimmert), poffen: poefe (Schimmert) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
pofmouw pofmouw: pofmuw (Schimmert), pòfmoew (Schimmert), pöfmoew (Schimmert), Lange mouw.  pofmouw (Schimmert), pofmouwtje: Korte mouw.  pofmuuke (Schimmert) Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
pokdalig mottig: mottig (Schimmert), mottig gezich (Schimmert), pokkengezicht: pôkke-gezicht (Schimmert) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] III-1-2
poken ragelen: rōͅgələ (Schimmert), (mit ?t sjtovenieser)  rôchele (Schimmert), rakelen: rôkele (Schimmert) Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || poken [SGV (1914)] III-2-1
politieagent agent: agent (Schimmert, ... ) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] III-3-1
pols pols: pols (Schimmert, ... ) pols [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] III-1-1
polsmof armmof: ermmof (Schimmert), armmofje: ermmufke (Schimmert), handmofje: handmufke (Schimmert), mof: mof (Schimmert) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pompen van de meikever geld tellen: z’n geld telle (Schimmert), tellen: tèllə (Schimmert), WLD  tĕlle (Schimmert) Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2