19334 |
pretmaker |
kadul:
kadŏĕl (Q098p Schimmert),
spa-maker (< du.):
eine spaszmèker (Q098p Schimmert)
|
de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19335 |
prettig |
plezierig:
plezēēreg (Q098p Schimmert)
|
pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
onnozel:
onneuzel (Q098p Schimmert),
preuts:
preuts (Q098p Schimmert),
preutsch (Q098p Schimmert)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23244 |
prevelen |
prevelen:
prevele (Q098p Schimmert)
|
Prevelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21649 |
priem? (wbd) |
trekgeld:
trekgeld (Q098p Schimmert)
|
bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23326 |
priester |
geestelijke:
geiselik (Q098p Schimmert),
priester:
preester (Q098p Schimmert)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] || priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
24080 |
priester die alleen de mis leest |
priester:
de preester (Q098p Schimmert)
|
Een priester die alleen de mis leest zonder bediening [prestak-wezemus]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
gewijd worden:
gewīēd weere (Q098p Schimmert)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24044 |
priesterfeest |
priesterfeest:
t preesterfeès (Q098p Schimmert)
|
Een priesterfeest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koeër (Q098p Schimmert)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|