e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ranzig garstig: gessig (Schimmert), gats: chàts (Schimmert), (geel spek).  gats (Schimmert), ranzig: ranzig (Schimmert, ... ) garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen rapen: rāpǝ (Schimmert) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rapunzelklokje vingerhoed: vingerhoed (Schimmert), WLD  víngerhōod (Schimmert) Rapunzelklokje (campanula rapunculus 30 tot 90 cm groot. Dikke, kruipende wortelstok; de stengel is stompkantig en kortbehaard; de onderste bladeren zijn ei- tot hartvormig en zijn langgesteeld, de bovenste zijn langwerpig ongesteeld en kortbehaard; de [N 92 (1982)] III-4-3
rasp rasp: rasp (Schimmert, ... ), raspel: raspel (Schimmert) rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
raspen raspen: raspe (Schimmert, ... ), ráspə (Schimmert, ... ), rijven: rievə (Schimmert, ... ), rīēve (Schimmert, ... ) raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Schimmert) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratel van witte donderdag ratel: de ràtel (Schimmert) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ratelaar kousje: kuiske (Schimmert), rammelaartje: WLD  râmmelĕĕrkes (Schimmert) Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)] III-4-3
ratelpopulier ritselboom: WLD  ritsel bāŭm (Schimmert) De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)] III-4-3
rauw groen: grèùn (Schimmert), rauw: rauw (Schimmert, ... ), rāūw (Schimmert), rááw (Schimmert) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3