18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtvèrdig (Q098p Schimmert),
rechvĕĕrdig (Q098p Schimmert)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
recter (Q098p Schimmert)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18716 |
redingote? |
redingote (fr.):
lange regenjas met dubbele rij knopen
riddingōot (Q098p Schimmert)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25083 |
reeks, rij |
resem:
resem (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
rij:
rie (Q098p Schimmert)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
30179 |
regels |
regelen:
regǝlǝ (Q098p Schimmert)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
rènge (Q098p Schimmert)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
reǧe boag (Q098p Schimmert),
weerteken:
weerteikt (Q098p Schimmert)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
buitje:
e buuke (Q098p Schimmert),
⁄n buuke (Q098p Schimmert)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
regene (Q098p Schimmert),
rēēgene (Q098p Schimmert),
rēēgent (Q098p Schimmert),
sausen:
sausen (Q098p Schimmert)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] || regenen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
caban (fr.):
kaban (Q098p Schimmert),
regenjak:
reegejek (Q098p Schimmert),
regenjas:
damesreegejas (Q098p Schimmert),
reegejas (Q098p Schimmert),
règejas (Q098p Schimmert),
vrouwluy regejas (Q098p Schimmert)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|