21891 |
schikken (wbd) |
eens zijn:
ins zin (Q098p Schimmert),
overeenkomen:
euverein komme (Q098p Schimmert),
euvereinkômme (Q098p Schimmert)
|
met elkaar tot overeenstemming komen bij een erfenis [schevelen, belen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33496 |
schil van een vrucht |
schil:
sjêl (Q098p Schimmert),
Duitsche sch
schèl (Q098p Schimmert),
WLD
schèl (Q098p Schimmert)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] || schil [SGV (1914)]
I-7
|
30702 |
schilderen, verven |
verven:
vɛrvǝ (Q098p Schimmert)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
schilderij:
ein schoin schilderie (Q098p Schimmert),
schilderie (Q098p Schimmert),
Karte 38.
schilderij (Q098p Schimmert)
|
Gemälde. || schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)]
III-3-2
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
eine sjilfer (Q098p Schimmert),
schilver (Q098p Schimmert),
sjilvər (Q098p Schimmert)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelmets:
èrpelmèts (Q098p Schimmert),
aardappelmetsje:
erpelmetske (Q098p Schimmert)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q098p Schimmert)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
sjummel (Q098p Schimmert),
Duitsche sch
schummel (Q098p Schimmert),
zwam:
WLD
zwiam (Q098p Schimmert)
|
Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] || schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21440 |
schimpen |
schampen:
sjampe (Q098p Schimmert),
schimpen:
schîmpe (Q098p Schimmert)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
scheep (Q098p Schimmert),
šep (Q098p Schimmert)
|
schip [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|