e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schipper schipper: šipər (Schimmert) schipper [RND] III-3-1
schipperen schipperen: schippere (Schimmert), sjippere (Schimmert) naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)] III-1-4
schitbossen plaggen: plaggen (Schimmert), struiven: strūvǝ (Schimmert), štrūvǝ (Schimmert) Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.] I-3
schitteren schitteren: schitterd (Schimmert), sjittere (Schimmert), sjittərə (Schimmert) een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)] III-4-4
schoeisel t leer]: schoon (Schimmert), voot-getuug (Schimmert) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: algemeen schoen: schoon (Schimmert), schōōn (Schimmert), sjoon (Schimmert) schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: spotnamen trapper: trappers (Schimmert, ... ), treder: treejers (Schimmert) schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)] III-1-3
schoenborstel schoenborstel: schoonsbeustel (Schimmert, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3, III-2-1
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schŏŏn (Schimmert) schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
schoenen poetsen poetsen: sjoon poetse (Schimmert), schoenen poetsen: sjoon poetse (Schimmert), schoenen wiksen: sjōon wikse (Schimmert), wiksen: sjōon wikse (Schimmert), wikse (Schimmert, ... ) Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1