e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluisdeur schoft: schoft (Schimmert), sjoft (Schimmert) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluiswachter: schlŏĕs-wachter (Schimmert), sjloeswachter (Schimmert) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluitbanden repen: ręjpǝ (Schimmert) De zware, metalen banden die door de kuiper worden gebruikt om het vat te sluiten. De sluitbanden zijn voorlopige banden die uiteindelijk worden vervangen door lichtere, definitieve banden. [N E, 21] II-12
sluiten (van grond) sluiten: ⁄t sjlete van de èrd (Schimmert), uitdrogen: oetdruèègə (Schimmert), vervloeren: vervlŏĕrt (Schimmert) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitklep klep: klep (Schimmert), klip (Schimmert) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitpin onder aan een poortvleugel schoude: šai̯u̯ (Schimmert) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitriem slot: šlǫt (Schimmert) Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13] I-10
sluitspeld toespang: ein toe-sjpang (Schimmert), toesjpang (Schimmert), tôê:schpâng (Schimmert) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: šai̯u̯ (Schimmert) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6
sluitsteen sluitsteen: šlø̜jtštęjn (Schimmert) De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.] II-9