e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenplaats binnenplaats: binne-plaats (Schimmert), binneplaats (Schimmert), cour (fr.): cour (Schimmert, ... ), plaats: plaats (Schimmert), plei: pleij (Schimmert), werf: werf (Schimmert) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen kalotje (<fr.): klùtske (Schimmert) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnensmonds praten prevelen: prevele (Schimmert), prēvele (Schimmert) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten binnenstebuiten: binneste boete van ⁄n kleid (Schimmert) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3
binnenzak binnentas: binnetèsch (Schimmert), binnetèsj (Schimmert) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bioscoop bioscoop: Karte 240.  bioscoop (Schimmert), cinema: cinema (Schimmert, ... ), Karte 240.  cinema (Schimmert), film: Karte 240.  film (Schimmert) (Ich gehe ins) Kino. || Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bisdom diocees (<fr.): n diocees (Schimmert) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: enne bisschep (Schimmert) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbet (Schimmert) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen ringen: reŋ (Schimmert) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10