e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stemvork stemvork: sjtumvork (Schimmert), sjtømvoͅrk (Schimmert) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining schans: schjāns (Schimmert), schrans: sjrans (Schimmert) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
stenen pot, keulse pot aarden pot: ēērde pot (Schimmert), baar: bāār (Schimmert), voor boter  baren (Schimmert), baartje: bairke (Schimmert), grote baar: grôēte baar (Schimmert), keulse pot: keulse pot (Schimmert), kleine baar: kleine baar (Schimmert), stenen pot: schteine pot (Schimmert) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) ster van bethlehem: ster van Bethlehem (Schimmert), ster van Betlehem (Schimmert) Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: campanula isophylla \"alba\"(ster van Bethlehem) [N 73 (1975)] III-2-1
sterven doodgaan: daut gaon (Schimmert, ... ), kapotgaan: kapot gaon (Schimmert), kapot goan (Schimmert), kǝpot˲gǭn (Schimmert), WLD  kapot gāŏn (Schimmert), sterven: schterve (Schimmert, ... ), schtērve (Schimmert), schtêrve (Schimmert), sjterve (Schimmert), štɛrəvə (Schimmert) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant afsterven: āaf-schterve (Schimmert), kapot gaan: kepot gaon (Schimmert) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stervensgebed gebeden van de stervende: gebèeje van de schtervende (Schimmert) Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)] III-3-3
steunklos klos: klǫs (Schimmert) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
steunpaal voor opgeslagen hoogkar stelt: štɛlt (Schimmert), stijp: štip (Schimmert) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
stevig, gezegd van voedsel hel: hèl (Schimmert), stevig: sjtevig (Schimmert), straf: schtraf (Schimmert) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3