e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) kamperfoelie: kamperfolie (Schimmert) Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)] III-2-1
tuinkers tuinkers: tuinkers (Schimmert), WLD  tuínkers (Schimmert) Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7
tuinkervel kervel: kervel (Schimmert), WLD  kervel (Schimmert) Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7
tuinman, boomkweker griffelaar: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gryfəlɛr (Schimmert) [RND 08] I-7
tuinmuur lemen wand: lęjmǝ want (Schimmert), muur van rijwerk: mūr van riwęrǝk (Schimmert), rijmuur: rimūr (Schimmert) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant tuinhaas: tuun hêjse (Schimmert), tuunheisje (Schimmert) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuit: teut (Schimmert), tuit (Schimmert), tuitel: tūtel (Schimmert) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tulp tulp: tulp (Schimmert) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende knol- en bolgewassen: tulipa (tulp) [N 73 (1975)] III-2-1
turfmolm snoef: sjnoef (Schimmert), snuif: šnūf (Schimmert), turfmolm: turfmolm (Schimmert) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] || Welke benamingen gebruikt u in uw dialect voor de volgende grondsoorten die in gebruik zijn bij de bloemisterij: turfmolm (bolster van hoogveen) [N 73 (1975)] I-7, II-4, III-2-1
turfspa turfschup: tørfšøp (Schimmert) Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.] II-4