20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (Q098p Schimmert),
opwèrme (Q098p Schimmert),
opwèrmə (Q098p Schimmert),
warmen:
wèrmə (Q098p Schimmert)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
hogen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
de prīēs hŏege (Q098p Schimmert),
op zijn:
de bakke zin op (Q098p Schimmert),
de eier zin op (Q098p Schimmert)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verheure (Q098p Schimmert),
verhĕŭre (Q098p Schimmert)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
bageren:
(aan Belgische grens)
bagéren (Q098p Schimmert),
overtrekken:
euvertrĕkke (Q098p Schimmert),
verhuizen:
verhoezen (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
verhōēze (Q098p Schimmert)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaordag vieren (Q098p Schimmert),
verjoardaag (Q098p Schimmert),
Karte 183.
verjaardag (Q098p Schimmert)
|
Geburtstag. || verjaardag [SGV (1914)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (Q098p Schimmert)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
voor vast vrijen:
veur vas vrieje (Q098p Schimmert),
vrijen:
vrieje (Q098p Schimmert),
vrieë (Q098p Schimmert)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vast meidje hebben:
vas madsje hèbbe (Q098p Schimmert),
verkering hebben:
verkering hübbe (Q098p Schimmert),
voor vast vrijen:
veur vas vrieje (Q098p Schimmert),
vrijen:
vrieje (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
vrieë (Q098p Schimmert),
vrii̯ə (Q098p Schimmert)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kelle (Q098p Schimmert),
kèllə (Q098p Schimmert),
kou lijden:
kaauw lie-e (Q098p Schimmert),
verkillen:
verkellen (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
kleumen [SGV (1914)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verkleumen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (Q098p Schimmert)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|