23335 |
weerwolf |
weerwolf:
wêrwouf (Q098p Schimmert)
|
weerwolf [SGV (1914)]
III-3-3
|
20436 |
wees |
wees:
(Kind).
weis (Q098p Schimmert)
|
wees [SGV (1914)]
III-2-2
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroet:
weesgegroet (Q098p Schimmert)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23719 |
weesgegroetkralen |
weesgegroet:
wees gegroet (Q098p Schimmert)
|
De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21247 |
weg |
weg:
wɛx (Q098p Schimmert)
|
weg [RND]
III-3-1
|
23869 |
wegbereiders van de processie |
bijlenmannetjes:
bielemenkes (Q098p Schimmert)
|
De groep (militairen, leden van de schutterij) die in de processie vooruit loopt en de eventuele hindernissen opruimt die de processie op haar weg vindt [bielemaander, bielemennekes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17907 |
weggrissen |
graaien:
graaie (Q098p Schimmert),
grissen:
grisse (Q098p Schimmert),
ritsen:
rīētsjə (Q098p Schimmert)
|
grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17979 |
wegkwijnen |
achteruitgaan:
achteroet goen (Q098p Schimmert),
kwijnen:
kwîêne (Q098p Schimmert)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21159 |
wegwijzer |
handwijzer:
hand-wiezer (Q098p Schimmert),
wegwijzer:
wêgwiezer (Q098p Schimmert)
|
een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33663 |
wei |
wei:
wai̯ (Q098p Schimmert),
wē̜i̯ (Q098p Schimmert),
węi̯ (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
węi̯ǝ (Q098p Schimmert)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|