e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandbank bank: ein bank (Schimmert), én bânk (Schimmert), plaat: ein plaat (Schimmert), zandbank: zààntbànk (Schimmert), zandplaat: zant plaat (Schimmert), zààntpláát (Schimmert) zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)] III-4-4
zandfiguren bij de processie zandfiguren: zandfigure (Schimmert) De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)] III-3-3
zandkorrel, korreltje zand korreltje: ein körrelke zand (Schimmert), en kŭrrelke zand (Schimmert), zandkorrel: zàntkórrəl (Schimmert), zandkorreltje: zant körrəlkə (Schimmert) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zandsteen crauberger: krawbęrgǝr (Schimmert), nievelsteen: nivǝlštęjn (Schimmert  [(grote blokken)]  ), zandsteen: zantštęjn (Schimmert) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9
zang, bussel gelezen aren bussel: bø̜sǝl (Schimmert), zang: zaŋ (Schimmert) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: liester (Schimmert, ... ) lijster [SGV (1914)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1
zaniken, zeuren nijnakken: neinakke (Schimmert), zaniken: zanike (Schimmert, ... ), zemelen: zêmele (Schimmert), Van Dale: II. zemelen, (inform.) vervelend kleingeestig zijn, zeuren  sēēmele (Schimmert), zeuren: zeure (Schimmert, ... ), zeveren: zeivere (Schimmert, ... ), zêvere (Schimmert) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zavel, lichte klei beekbezinksel: béékbəzinksəl (Schimmert), bezinking: bezïnking (Schimmert), grijze, de: gries (Schimmert), rode aarde: (roi)erd (Schimmert), zavel: zavel (Schimmert) zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4
zedelijk slecht meisje loeder: loeder (Schimmert, ... ) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedenpreek sermoen (<fr.): sermoen (Schimmert) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3