24967 |
zandbank |
bank:
ein bank (Q098p Schimmert),
én bânk (Q098p Schimmert),
plaat:
ein plaat (Q098p Schimmert),
zandbank:
zààntbànk (Q098p Schimmert),
zandplaat:
zant plaat (Q098p Schimmert),
zààntpláát (Q098p Schimmert)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23859 |
zandfiguren bij de processie |
zandfiguren:
zandfigure (Q098p Schimmert)
|
De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korreltje:
ein körrelke zand (Q098p Schimmert),
en kŭrrelke zand (Q098p Schimmert),
zandkorrel:
zàntkórrəl (Q098p Schimmert),
zandkorreltje:
zant körrəlkə (Q098p Schimmert)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30152 |
zandsteen |
crauberger:
krawbęrgǝr (Q098p Schimmert),
nievelsteen:
nivǝlštęjn (Q098p Schimmert
[(grote blokken)]
),
zandsteen:
zantštęjn (Q098p Schimmert)
|
Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56]
II-9
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
bussel:
bø̜sǝl (Q098p Schimmert),
zang:
zaŋ (Q098p Schimmert)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
lijster [SGV (1914)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
nijnakken:
neinakke (Q098p Schimmert),
zaniken:
zanike (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
zemelen:
zêmele (Q098p Schimmert),
Van Dale: II. zemelen, (inform.) vervelend kleingeestig zijn, zeuren
sēēmele (Q098p Schimmert),
zeuren:
zeure (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
zeveren:
zeivere (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
zêvere (Q098p Schimmert)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
beekbezinksel:
béékbəzinksəl (Q098p Schimmert),
bezinking:
bezïnking (Q098p Schimmert),
grijze, de:
gries (Q098p Schimmert),
rode aarde:
(roi)erd (Q098p Schimmert),
zavel:
zavel (Q098p Schimmert)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
loeder:
loeder (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23614 |
zedenpreek |
sermoen (<fr.):
sermoen (Q098p Schimmert)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|