23805 |
zijn pasen houden |
zijn pasen houden:
zenne paosche hâuwte (Q098p Schimmert)
|
Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
plezier doen:
plezēēr dōōn (Q098p Schimmert),
stuiten:
schtŭŭte (Q098p Schimmert),
sjtuute (Q098p Schimmert)
|
genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
afreageren:
af reagere (Q098p Schimmert),
ââfreageren (Q098p Schimmert)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepāād (Q098p Schimmert)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
scheurslok:
sjeurslaok (Q098p Schimmert),
spleet:
schpleet (Q098p Schimmert)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24725 |
zijtak |
zijtak:
eine zie tak (Q098p Schimmert),
WLD
ziē-tak (Q098p Schimmert)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
bred:
brēt (Q098p Schimmert),
schot:
(mv)
šǫtǝ (Q098p Schimmert),
zijplanken:
ziplaŋkǝ (Q098p Schimmert)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
wortelen:
wortele (Q098p Schimmert)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
morgen:
eine morge (Q098p Schimmert),
zil:
zil (Q098p Schimmert)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
Opm. v.d. invuller (zie onderaan deze blz.): 1 cent gaf de koper van een stuk rundvee (afsluit van de koop) en werd een "goud-salder"genoemd. Die moest men aan een bedelaar geven, ten teken van eerlijke "koop".
enne frang (Q098p Schimmert),
zilveren frank:
eine zilvre frang (Q098p Schimmert)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|