17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (Q098p Schimmert)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthout (Q098p Schimmert)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
de borsj gève (Q098p Schimmert),
de mem geven:
də mèm géévə (Q098p Schimmert),
laten drinken:
laote drinke (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøͅldər (Q098p Schimmert)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooiluik:
[hooi]lūk (Q098p Schimmert),
lok:
lūk (Q098p Schimmert)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜jmǝ (Q098p Schimmert),
zoom maken:
zǫwm mākǝ (Q098p Schimmert)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18669 |
zomerkapmantel |
zomermantel:
zomermantel (Q098p Schimmert)
|
damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zomer kleijer (Q098p Schimmert),
zomerkleier (Q098p Schimmert)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34429 |
zomerverblijf |
schaap(s)stal:
šǭpštal (Q098p Schimmert)
|
[N 78, 25; monogr.]
I-12
|