20355 |
zwager |
schoonbroer:
schoinbroor (Q098p Schimmert),
zwager:
schwoager (Q098p Schimmert),
neen
schwaoger (Q098p Schimmert)
|
schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17557 |
zwak en mager persoon |
dor kind:
ein dôr kind (Q098p Schimmert),
kits:
kitsch (Q098p Schimmert),
krauwel, een -:
eine krauwel (Q098p Schimmert),
pemel:
pēēmel (Q098p Schimmert),
piemeltje:
ē piemelke (Q098p Schimmert),
schrankel:
schrōōkel (Q098p Schimmert),
zwak schepsel:
zwââk schŭpsel (Q098p Schimmert)
|
Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] || Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17972 |
zwak, ongezond |
week:
weik (Q098p Schimmert),
zwak:
zwaak (Q098p Schimmert)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
min:
min (Q098p Schimmert),
niet sterk:
neet schtĕrk (Q098p Schimmert),
slap:
sjlap (Q098p Schimmert),
sjlàp (Q098p Schimmert),
zwak:
schwaak (Q098p Schimmert),
sjwààk (Q098p Schimmert),
zwaak (Q098p Schimmert)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
staart:
schtart (Q098p Schimmert),
zwalberenstaart:
zwalbǝrǝštart (Q098p Schimmert)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] || Een wijze van verbinden die voornamelijk wordt toegepast bij zinken en koperen plaat. Bij een zwaluwstaart voor een buis wordt eerst één uiteinde van de plaat voorzien van zwaluwstaartvormige tanden waarvan telkens de ene wat omgebogen wordt en de andere niet. Vervolgens wordt de plaat rondgebogen en wordt de andere, aangescherpte rand van de plaat tussen de tanden vastgeklopt. Zie ook afb. 196a. Het geheel wordt tenslotte meestal met hardsoldeer vastgesoldeerd. Ook twee platen kunnen met behulp van een zwaluwstaart aan elkaar worden bevestigd. Vgl. afb. 196b. [N 66, 33a]
II-11, III-4-1
|
24855 |
zwaluwtong |
wilde boekweit:
wille bookwèt (Q098p Schimmert),
WLD
wilde-boekend (Q098p Schimmert)
|
Zwaluwtong (polygonum convolvulus). Tot meer dan 1 m lange klimplant; de stengels zijn windend, dun en ruw; de bladeren zijn pijlvormig en driehoekig; de bloemen groeien in trosjes in de bladoksels, het bloemdek is driekantig met een smalgevleugelde slip; [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24592 |
zwanebloem |
waterlis:
water lis (Q098p Schimmert),
WLD
waterlis (Q098p Schimmert)
|
Zwanebloem (butomus umbellatus een 100 tot 150 cm hoge plant. De stengels zijn rond; de bladeren groeien rechtop, ze zijn lijnvormig en driekantig; de bloemen groeien in een scherm en zijn witachtig tot bruinroze van kleur, tevens donkerder geaderd. Blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18537 |
zwart pak |
zwart pak:
zwart pak (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte koe:
zwartbǫntǝ [koe] (Q098p Schimmert)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
34037 |
zwartbonte koe met scherp gescheiden witte en zwarte banen |
lakenvelder:
lākǝvɛldǝr (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 127]
I-11
|