id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20864 | koffie | koffie: koffèe (Schinnen) | koffie [SGV (1914)] III-2-3 |
20588 | koffiedik | koffiedras: koffee dras (Schinnen) | koffiedik [SGV (1914)] III-2-3 |
30658 | kogelkwast | kogelkwast: kōgǝlkwas (Schinnen) | Dikke, ronde kwast die vooral wordt gebruikt bij het schilderen van plafonds met lijmverf. [N 67, 44d] II-9 |
21022 | koken | koken: kǭkǝ (Schinnen), opkoken: opkǭkǝ (Schinnen) | De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.] II-2 |
20787 | koken (intr.) | koken: kaoke (Schinnen), kôôkə (Schinnen) | koken [DC 03 (1934)], [RND] III-2-3 |
19615 | kom | komp: koͅmp (Schinnen) | kom [SGV (1914)] III-2-1 |
17813 | komen | komen: komme (Schinnen), kōmə (Schinnen) | komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2 |
18835 | komisch | komisch: komiesj (Schinnen), komisch (Schinnen), schuins: sjuins (Schinnen) | lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20005 | konijn | konijn: kenien (Schinnen) | konijn [SGV (1914)] III-2-1 |
24322 | konijnenhol | hol: WLD hoal (Schinnen), pijp: eigen spellingsysteem pieëp (Schinnen) | Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2 |