24207 |
mannelijke merel |
melder:
mäelder (Q032p Schinnen),
meldermannetje:
meeldermänneke (Q032p Schinnen)
|
een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] || mannetjesmerel [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
23364 |
mannenkant |
evangeliekant:
evangeliekanjt (Q032p Schinnen),
mansluikant:
mansluujkantj (Q032p Schinnen),
thuller kant:
onze geografische namen
thöller kantj (Q032p Schinnen)
|
De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18673 |
mannenkleren |
mansluikleren:
mansluujkleier (Q032p Schinnen)
|
Mannenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18575 |
mannenondergoed |
mansluiondergoed:
mansluujongergood (Q032p Schinnen)
|
Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
onderhemd:
ongerhumme (Q032p Schinnen)
|
Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20468 |
manziek |
geil:
geil (Q032p Schinnen),
heet:
heet (Q032p Schinnen),
heit (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
manziek [heet] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24601 |
maretak |
haamspeen:
haamspieen (Q032p Schinnen),
mispel:
-
mespel (Q032p Schinnen)
|
marentak [SGV (1914)] || maretak [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
24571 |
margriet |
ganzebloem:
-
ganzebloemen (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)]
III-4-3
|
23428 |
maria-altaar |
maria-altaar:
maria èltjer (Q032p Schinnen),
t maria alter (Q032p Schinnen),
marienaltaar:
mariejeneljtjer (Q032p Schinnen)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23823 |
maria-boodschap |
maria-boodschap:
maria boodschap (Q032p Schinnen),
maria boodsjap (Q032p Schinnen),
maria-boodschapsdag:
maria boodsjapsdaag (Q032p Schinnen)
|
25 maart, O.L. Vrouw Boodschap. [N 96C (1989)]
III-3-3
|