21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (Q032p Schinnen),
reels (Q032p Schinnen)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (Q032p Schinnen),
rammelaar:
rammelaer (Q032p Schinnen),
rammeleer (Q032p Schinnen),
rekel:
reikel (Q032p Schinnen)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelen (Q032p Schinnen)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24626 |
rank |
rank:
rank (Q032p Schinnen),
rángk (Q032p Schinnen),
reng (mv.):
reng (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
reng (Q032p Schinnen),
WLD
reng (Q032p Schinnen)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (Q032p Schinnen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gasjtig (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
gats:
gats (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
sterk:
sjterk (Q032p Schinnen)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] || spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
rasp [SGV (1914)] || Schuurrasp, onderdeel van de gecombineerde machine. [N 60, 243d]
II-10, III-2-1
|
31049 |
rasp, vijl |
rasp:
rasp (Q032p Schinnen)
|
Gereedschap dat men gebruikt voor het raspen of vijlen. Ten aanzien van rasp of vijl merkt Dierick (pag. 85) op: De rasp dient om de talons en den boord der zolen effen te raspen wanneer ze met het mes geschrood en op den noodigen vorm gebracht zijn. De rasp mag niet te grof zijn om de sporen van het raspen niet te diep in talon en lijksel te printen. De vijl heeft men noodig voor genageld werk om de nagels van zolen en talons effen te vijlen en de luistervijl voor het vereffenen der zolen na het afschrepen van den nerf." Zie afb. 53 en 54. [N 60, 118b; monogr.]
II-10
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
raspə (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
31048 |
raspen, vijlen |
raspen:
raspǝ (Q032p Schinnen)
|
Het met een rasp of vijl of schrapglas wegslijpen van de oneffenheden aan zool en zoolrand. [N 60, 118a]
II-10
|